askopelingen h14.pdf

16
!"#$%&’()*+,-./0123456789:;<=>?@ABCDEFGHIJKLMNOPQRSTUVWXYZ[\]ˆ_‘abcdefghijklmnop !"#$%&’()*+,-./0123456789:;<=>?@ABCDEFGHIJKLMNOPQRSTUVWXYZ[\]ˆ_‘abcdefghijklmnopqrstuvwx !"#$%&’()*+,-./0123456789:;<=>?@ABCDEFGHIJKLMNOPQRSTUVWXYZ[\]ˆ_‘abcdefghijklmnopqrstuvwxyz{|}˜ !"#$%&’()*+,-./0123456789:;<=>?@ABCDEFGHIJKLMNOPQRSTUVWXYZ[\]ˆ_‘abcdefghijklmnopqrstuvwxyz{|}˜‘’" é !"#$%&’()*+,-./0123456789:;<=>?@ABCDEFGHIJKLMNOPQRSTUVWXYZ[\]ˆ_‘abcdefghijklmnopqrstuvwx !"#$%&’()*+,-./0123456789:;<=>?@ABCDEFGHIJKLMNOPQRSTUVWXYZ[\]ˆ_‘abcdefghijklmnopqrstuvwxyz{|}˜ Askoppelingen 14

Upload: heidi-mitchell

Post on 01-Oct-2015

210 views

Category:

Documents


11 download

TRANSCRIPT

  • !"#$%&()*+,-./0123456789:;?@ABCDEFGHIJKLMNOPQRSTUVWXYZ[\]_abcdefghijklmnopqrstuvwxyz{|}" !"#$%&()*+,-./0123456789:;?@ABCDEFGHIJKLMNOPQRSTUVWXYZ[\]_abcdefghijklmnopqrstuvwxyz{|}" !"#$%&()*+,-./0123456789:;?@ABCDEFGHIJKLMNOPQRSTUVWXYZ[\]_abcdefghijklmnopqrstuvwxyz{|}" !"#$%&()*+,-./0123456789:;?@ABCDEFGHIJKLMNOPQRSTUVWXYZ[\]_abcdefghijklmnopqrstuvwxyz{|}" !"#$%&()*+,-./0123456789:;?@ABCDEFGHIJKLMNOPQRSTUVWXYZ[\]_abcdefghijklmnopqrstuvwxyz{|}" !"#$%&()*+,-./0123456789:;?@ABCDEFGHIJKLMNOPQRSTUVWXYZ[\]_abcdefghijklmnopqrstuvwxyz{|}"

    Askoppelingen 14

  • 0 . 1 Inle iding

    De belangrijkste functie van een askoppeling is: een draaimoment of wringend

    moment overbrengen van de ene as op een andere. Daarbij roteert de koppeling.

    De (minder belangrijke) nevenfuncties zijn:

    elastische vervormingen compenseren;

    schokken in de belasting opvangen;

    de twee as-einden op elk gewenst moment in- en uitschakelen;

    het toerental begrenzen;

    het draaimoment begrenzen;

    zorgen dat het aandrijfelement kan aanlopen;

    het draaimoment in n draairichting overdragen.

    Om de goede askoppeling te kiezen, moet je van tevoren nagaan welke neven-

    functie(s) de koppeling krijgt. Daarbij geldt: hoe groter het aantal nevenfuncties,

    des te duurder de koppeling.

    Op grond van de nevenfunctie(s) kun je de koppelingen als volgt onderverdelen:

    vaste koppelingen;

    flexibele koppelingen;

    elastisch-flexibele koppelingen;

    schakelbare koppelingen.

    0 . 2 Vaste koppel ingen

    Vaste koppelingen leggen een starre verbinding tussen twee as-einden. Daarvoor

    moeten de as-einden exact dezelfde middellijn hebben.

    De uitlijning en buigstijfheid van de assen moeten aan hoge eisen voldoen, net als

    de toleranties van de middellijnen van de as-einden. Een vaste askoppeling is

    goed te gebruiken voor lange, dunne assen, op voorwaarde dat je de assen

    voldoende ondersteunt. In tabel 0.1 vind je drie voorbeelden met een korte

    beschrijving.

    nevenfunctie

    C O N S T R U E R E N 1346

  • 1 4 A S K O P P E L I N G E N 347

    T A B E L 0 . 1 V A S T E K O P P E L I N G E N

    D

    d

    dD

    Dd

    Klembuskoppeling

    Klembuskoppelingen hebben

    twee schalen die je met bouten

    om de twee as-einden klemt. Het

    draaimoment breng je over door

    wrijving tussen de schalen en de

    as-einden. Voor de veiligheid

    monteer je een vlakke inlegspie.

    Vaste flenskoppeling

    De as-einden hebben allebei een

    aangesmede of aangelaste flens.

    De flenzen zijn door bouten ver-

    bonden. Het draaimoment breng

    je over door afschuiving in de

    bouten en/of wrijving tussen de

    flenzen.

    Vaste koppeling met losse flenzen

    De flenzen zijn met vlakke inleg-

    spien op de as-einden bevestigd.

    Ze hebben een centreerrand, of er

    zit een centreerring tussen. Je zet

    ze met pasbouten aan elkaar.

  • 0 . 3 Flexibele koppel ingen

    Een flexibele koppeling kan zonder grote reactiekrachten kleine afwijkingen

    opvangen in de uitlijning van gekoppelde aseinden. Daarmee voorkom je een te

    grote buigspanning van de assen en een te grote radiale belasting van de lagers.

    Welk type je kiest, hangt af van de grootte van de uitlijnafwijking.

    In figuur 0.1 zie je wat de meestvoorkomende uitlijnfouten zijn. Als de te

    verbinden aseinden scheef staan, ontstaat de situatie van figuur 0.1a. De

    afgebeelde ashoekafwijking treedt op als de assen doorbuigen of de montage

    onnauwkeurig is.

    In figuur 0.1b zijn de assen verschoven ten opzichte van elkaar. Het gevolg is

    een radiale afwijking. Dat gebeurt als de fundaties (waarop de te verbinden

    werktuigen zijn gemonteerd) een verschillende maat hebben.

    a ashoekfout b radiale fout

    Figuur 0.1 Uitlijnfouten

    Nadeel van een flexibele koppeling kan zijn dat er geen hoekverdraaiing tussen

    de aseinden mogelijk is. De (rubber, kunststof of stalen) delen van de koppeling

    zijn namelijk vormvast. Hoekverdraaiing ontstaat tijdens het aanlopen van de

    motor, als die grote massas in beweging moet brengen. In figuur 0.2 is deze

    hoekverdraaiing met hoek aangegeven.

    Figuur 0.2 Hoekverdraaiing

    0.3.1 Buskoppeling

    In figuur 0.3 zie je een eenvoudige buskoppeling met inlegspien. Deze koppe-

    ling laat alleen een axiale afwijking van de assen toe. Die ontstaat onder andere

    door temperatuurveranderingen (bij lange assen).

    uitlijnafwijking

    hoekverdraaiing

    C O N S T R U E R E N 1348

  • Figuur 0.3 Buskoppeling met spien

    0.3.2 Tandkoppeling

    Bij een tandkoppeling (zie figuur 0.4a) hebben de naafdelen gewelfde tanden

    aan de top en in de breedte (zie figuur 0.4b). De mantel heeft inwendige vertan-

    ding. Deze koppeling compenseert alle genoemde uitlijnfouten waarbij geen

    hoekverdraaiing van de aseinden mogelijk is. Zie figuur 0.4c en d.

    c scheefstelling assen d parallelle afwijking assen

    Figuur 0.4 Tandkoppeling

    1 4 A S K O P P E L I N G E N 349

    r

    a aanzicht b tandvorm

  • Om de wrijving tussen de tanden te verminderen, smeer je de koppeling meestal

    met olie of vet. Tandkoppelingen komen onder andere op plaatsen waar hoek-

    afwijkingen ontstaan doordat de assen doorbuigen (zoals bij walswerktuigen).

    0 . 4 Elast isch-f lexibele koppel ingen

    Elastische koppelingen kun je in allerlei uitvoeringen krijgen, zie tabel 0.2.

    Door hun constructie zijn de meeste elastische koppelingen ook flexibel. Daar-

    door zijn ook langsverschuiving, dwarsverschuiving en/of scheefstand van de

    assen beperkt mogelijk. Een elastische koppeling laat bovendien een kleine hoek-

    verdraaiing tussen de aseinden toe.

    De algemene kenmerken zijn:

    compenseren van plotseling optredende schokken in het over te brengen

    draaimoment;

    trillingen dempen die ontstaan als het over te brengen draaimoment

    verandert;

    trillingen dempen in een lastwerktuig.

    0 . 5 Schakelbare koppel ingen

    Om een koppeling in en uit te schakelen, heb je een schakelmechanisme nodig.

    Wat constructie betreft, kun je een grove indeling maken:

    mechanisch passende koppelingen: die zijn schakelbaar door mechanisch in

    elkaar passende delen;

    wrijvingskoppelingen: die brengen het draaimoment over door wrijving;

    zelfschakelende koppelingen.

    Wat de manier van schakelen betreft, kun je deze indeling maken:

    mechanisch schakelbare koppelingen;

    hydraulisch schakelbare koppelingen;

    pneumatisch schakelbare koppelingen;

    elektromagnetisch schakelbare koppelingen;

    zelfschakelende koppelingen.

    0 . 6 Mechanisch passende koppel ingen

    Koppelingen die schakelbaar zijn door mechanisch passende delen, hebben het

    nadeel dat de te schakelen assen gesynchroniseerd moeten zijn. Dat wil zeggen:

    kenmerk

    constructie

    C O N S T R U E R E N 1350

  • beide assen moeten hetzelfde toerental hebben en een bepaalde positie innemen

    ten opzichte van elkaar. In tabel 0.3 vind je drie schakelbare koppelingen met

    een korte beschrijving.

    1 4 A S K O P P E L I N G E N 351

    Pennenkoppelingen

    Pennenkoppelingen zijn beperkt elastisch en flexi-

    bel dankzij de elastische vervorming van de elemen-

    ten. Een veelgebruikt type is de pennenkoppeling

    met rubber geribde hulzen.

    De koppeling is doorslagveilig. Dat wil zeggen: van

    de ene koppelingshelft naar de andere is geen

    stroomdoorgang mogelijk. Dit type koppeling

    wordt veel gebruikt, maar heeft als nadeel dat het

    niet geschikt is in een zeer warme of agressieve

    omgeving.

    Elastische koppelingen met stalen verende

    elementen

    De Cardiflex-koppeling is een elastische koppeling

    met zes (om-en-om-gemonteerde) bouten in de

    flenzen. De bouten hebben scharnierende nokken

    met elk twee tappen. Tussen de tappen zijn cilindri-

    sche drukveren. De koppeling is geschikt voor hoge

    temperaturen en een agressieve omgeving.

    Hoogelastische koppelingen

    Elastische koppelingen verschillen onder andere

    van elkaar door de hoekverdraaiing die ze toestaan.

    Als deze groot is, heb je te maken met een hoogelas-

    tische of superelastische koppeling. Een voorbeeld

    hiervan is de Periflex-koppeling. Daarbij klem je

    een voorgevormde, overdwars gedeelde band met

    flenzen op de koppelingshelften. Doordat de band

    gedeeld is, kun je hem zonder veel moeite verwisse-

    len als de elasticiteit afneemt.

    T A B E L 0 . 2 E L A S T I S C H - F L E X I B E L E K O P P E L I N G E N

  • 0 . 7 Wri jv ingskoppel ingen

    0.7.1 Conax-koppeling

    De Conax-koppeling bestaat uit een cilindrische trommel, twee conische druk-

    schijven en een wrijvingsring van zes segmenten. De twee drukschijven drukken

    de wrijvingsring tegen de binnenkant van de trommel. Zie figuur 0.5.

    En drukschijf kun je nastellen met een stelring. Drie hefbomen drukken de

    andere drukschijf gelijkmatig aan. Over de omtrek van de wrijvingsring loopt

    een groef. Daarin houdt een cilindrische trekveer de segmenten bij elkaar. Deze

    veer zorgt er ook voor dat de segmenten vrij komen te liggen van de trommel als

    je de koppeling uitschakelt. Het principe van de koppeling is als volgt: De

    C O N S T R U E R E N 1352

    Schakelbare koppeling met pennen

    De schakelmof is verschuifbaar in axiale

    richting. De koppeling is alleen bij stilstand

    in te schakelen.

    Schakelbare klauwkoppeling met

    centreerring

    Elke koppelingshelft heeft drie klauwen, die

    om en om passen. En van de koppelings-

    helften moet axiaal verschuifbaar zijn.

    Tandschakelkoppeling (drijfwerk

    vrachtauto)

    De schakelring heeft inwendige vertanding.

    Een kleine verplaatsing naar links of rechts

    laat f het linker- f het rechtertandwiel

    meedraaien met het middelste tandwiel.

    T A B E L 0 . 3 V O R M VA S T E S C H A K E L B A R E K O P P E L I N G E N

  • hefbomen vergroten de inschakelkracht. De drukschijven oefenen met hun

    hellend vlak een grote normaalkracht uit op de trommel.

    Figuur 0.5 Conax-koppeling

    De koppeling is z geconstrueerd, dat er alleen tussen de trommel en de buiten-

    omtrek van de drukschijven sprake kan zijn van slip.

    0.7.2 Vloeistofkoppeling

    De vloeistofkoppeling is alleen elastisch (en niet flexibel) en de elasticiteit kan

    100% zijn. In figuur 0.6 zie je het principe van deze koppeling.

    Figuur 0.6 Principe vloeistofkoppeling

    De motor (1) drijft via een koppeling de centrifugaalpomp (2) aan. De onder

    druk gebrachte vloeistof gaat naar de vloeistofturbine (3). Daar wordt de druk-

    energie omgezet in mechanische energie van de uitgaande as (4). Vervolgens gaat

    de vloeistof via de oliekoeler (5) weer naar de centrifugaalpomp.

    In de vloeistofkoppeling zitten centrifugaalpomp, vloeistofturbine en koeler in

    n huis. Omdat een vloeistofkoppeling niet flexibel is, bouw je haar altijd samen

    met een koppeling die wl flexibel of flexibel-elastisch is.

    1 4 A S K O P P E L I N G E N 353

    1

    2

    34

    5

    1 motor

    2 centrifugaalpomp

    3 vloeistofturbine

    4 uitgaande as

    5 oliekoeler

  • In figuur 0.7 zie je de Jolly-hydromechanische koppeling. De vloeistofkoppeling

    vormt het hydrodynamische deel. Het pompwiel en turbinehuis hebben aan de

    binnenkant schoepen. Het mechanische deel is zelfschakelend. Dat wil zeggen:

    door de centrifugaalkracht druk je de rollen in de uitsparingen van de vlieg-

    gewichten tegen de loopring. Als de gedreven as blokkeert door een oorzaak van

    buitenaf, zet dat alle mechanische energie om in warmte in de vloeistofkoppeling.

    De temperatuur van de vloeistof stijgt daarna, zodat de smeltplug smelt. De

    vloeistof kan dan wegvloeien, wat de verbinding verbreekt. De smeltplug dient

    dus als beveiliging tegen overbelasting van de koppeling.

    Figuur 0.7 Jolly-hydromechanische koppeling

    0 . 8 Zelfschakelende koppel ingen

    0.8.1 Maximaalkoppelingen

    Een elektromotor voor het aandrijven van een machine heeft meestal een wat

    groter vermogen dan noodzakelijk. Zo wordt overbelasting van de motor voor-

    komen. Het nadeel daarvan is dat het aanloopkoppel van de motor ongeveer

    tweemaal zo groot is als het nominaal over te brengen koppel. Daardoor kan de

    aan te drijven machine schade oplopen. Ook bij vastlopen van de machine is er

    een schaderisico.

    zelfschakelend

    smeltplug

    C O N S T R U E R E N 1354

    1

    2

    3

    4

    5

    6

    7

    8

    9

    10

    uitgaandezijde ingaande zijde

    mechanisch deelhydrodynamisch deel

    1 loopring

    2 vlieggewichten

    3 pompwiel

    4 naaf

    5 nok

    6 rol

    7 nokkenhuis

    8 smeltplug

    9 turbinehuis

    10 flensas

  • Om dat te voorkomen, kun je in de aandrijving een maximaal- of een slip-

    koppeling opnemen. De meeste maximaalkoppelingen zijn lamellen-

    koppelingen.

    En drukveer of een aantal kleine drukveren leveren de aandrukkracht. Het

    draaimoment begrens je door de voorspanning van de veer in te stellen. Dat

    gebeurt met stelbouten, die de drukring verplaatsen. In figuur 0.8 zie je twee

    voorbeelden.

    a met n drukveer b met een aantal drukveren

    Figuur 0.8 Slipkoppeling

    0.8.2 Vrijloopkoppelingen

    Vrijloopkoppelingen zijn koppelingen die het over te brengen draaimoment

    slechts in n draairichting overdragen. Vrijloopkoppelingen gebruik je als:

    je een lastwerktuig in n richting met zowel snel- als traaggang moet

    aandrijven;

    je producten op een lastwerktuig stapsgewijs moet verplaatsen.

    Een vrijloopkoppeling bestaat uit:

    een binnenring;

    een buitenring;

    rol-, klem- of kantelelementen tussen de beide ringen;

    een bevestigingsplaat.

    In figuur 0.9 zie je een vrijloopkoppeling met kantelelementen.

    1 4 A S K O P P E L I N G E N 355

  • a aanzicht b doorsnede

    Figuur 0.9 Vrijloopkoppeling met kantelelementen

    Een spiraalveer ordent de kantelelementen over de omtrek. In figuur 0.10 zie je

    het principe.

    a vrijloop b klemming

    Figuur 0.10 Principe vrijloopkoppeling met kantelelementen

    De relatieve draairichting van de binnen- ten opzichte van de buitenring is in

    figuur 0.10a linksom. De kantelelementen kantelen zo, dat je gn koppel

    overbrengt.

    In figuur 0.10b is de relatieve draairichting rechtsom. De kantelelementen

    komen klem te zitten tussen de binnen- en buitenring. Daardoor kun je het (voor

    het lastwerktuig) vereiste draaimoment door wrijving overbrengen.

    In figuur 0.11 zie je het principe van een vrijloopkoppeling met rollen. Een veer

    belast de rollen met een kleine aandrukkracht.

    kantelelement

    C O N S T R U E R E N 1356

    buitenring

    elastische vervorming

    binnenring

  • 1 4 A S K O P P E L I N G E N 357

    a klemming b vrijloop

    Figuur 0.11 Principe vrijloopkoppeling met rolelementen

    Als de binnenring draait zoals in figuur 0.11a, dan wordt de rol in de wigvor-

    mige ruimte gedreven. Doordat je de rollen tussen binnen- en buitenring klemt,

    ontstaat het over te dragen draaimoment. De binnenring draait in dezelfde rich-

    ting als de buitenring. Als de buitenring door omschakeling in een andere

    richting gaat draaien, gaan de kogels uit de wigvorm naar een grotere ruimte.

    Dan kan de binnenring vrij van de buitenring in een andere richting roteren.

    0 . 9 Schakelmechanismen

    0.9.1 Mechanische bekrachtiging

    Om mechanisch te schakelen krijgen koppelingen een schakelmof. Die kun je

    axiaal plaatsen, en hij draait met de koppelingen mee. Onderdeel van het

    schakelmechanisme is een gedeelde glijring. Hij past in een groef van de schakel-

    mof, of je monteert hem om een rand op de schakelmof. Zie figuur 0.12.

    Figuur 0.12 Schakelmof met glijring

    schakelmof

    buitenring

    binnenring

    ring

    mof

    ring gaffel

    blokje mof

    gaffel

  • De glijring heeft tappen, zodat je hem met een gaffel kunt verplaatsen.

    Je monteert de schakelconstructie op het gedreven gedeelte van de koppeling.

    Dan kan de mof bij uitgeschakelde koppeling niet meedraaien.

    Voor de bediening van de glijring kun je een hefboomconstructie kiezen.

    De hefboomwerking vergroot de inschakelkracht. Zie figuur 0.13.

    Figuur 0.13 Schakelhefbomen

    0.9.2 Hydraulische, pneumatische en elektromagnetische

    bekrachtiging

    Zowel hydraulisch, pneumatisch als elektromagnetisch bekrachtigde koppelin-

    gen zijn geschikt voor afstandsbediening. Dit type koppelingen kun je inbouwen

    op moeilijk toegankelijke plaatsen, en daarom kun je ze goed gebruiken in

    geautomatiseerde processen.

    In figuur 0.14 zie je een hydraulisch bekrachtigde lamellenkoppeling. De

    hydraulische vloeistof gaat via de holle as naar de koppeling, en komt achter een

    ringvormige zuiger, afgedicht met O-ringen. De zuiger heeft rondom zes druk-

    stiften, die de lamellen via de drukplaat samendrukken. De veren trekken de

    zuiger terug als de oliedruk wegvalt.

    C O N S T R U E R E N 1358

  • In figuur 0.15 zie je een pneumatisch bekrachtigde lamellenkoppeling, die

    volgens hetzelfde principe werkt. Aan de omtrek van de buitenste koppelingsnaaf

    zit een flens met boutgaten voor bevestiging van de ingaande as.

    Hoe groot de normaalkracht op de koppelingsplaten is, hangt af van de vloeistof-

    of luchtdruk n het oppervlak van de ringvormige zuiger.

    Figuur 0.14 Hydraulisch bekrachtigde lamellenkoppeling

    Figuur 0.15 Pneumatisch bekrachtigde lamellenkoppeling

    1 4 A S K O P P E L I N G E N 359

    olie

    lucht

  • Elektromagnetische koppelingen schakel je in of uit door het opwekken van een

    magnetisch veld. Er zijn twee mogelijkheden: je sluit de koppeling in bij bekrach-

    tiging van de magneten, of je schakelt haar dan uit.

    In figuur 0.16 zie je het principe van een elektromagnetische koppeling. Het

    magneetgedeelte met spoel monteer je samen met de bevestigingsplaat, en het

    staat stil bij roterende koppeling. De rotorschijf is n geheel met de naaf, en je

    monteert hem op de ingaande as. De ankerschijf monteer je tegen een wiel of

    snaarschijf.

    Figuur 0.16 Sleepringloze elektromagnetische koppeling

    De koppeling in figuur 0.16 heeft maar n wrijvingsvlak. In figuur 0.17 zie je

    een inbouwvoorbeeld waarbij de koppeling is samengebouwd met een tandwiel.

    Figuur 0.17 Inbouwvoorbeeld

    rotorschijf

    ankerschijf

    C O N S T R U E R E N 1360

    bevestigingsplaatmagneetgedeelte met spoelmagnetische krachtlijnenmembraanveer

    ankerschijfrotorschijf met naaf